Autoworld is zoveel meer dan een museum, en dat zie je meteen wanneer je het Jubelpark betreedt. Omgeven door een prachtig aangelegd park, ligt centraal de Triomboog met aan weerszijden historische gebouwen waarin o.a. Autoworld ondergebracht werd.

De Droom van Koning Leopold II

Het was Leopold II (1835-1909) die in 1880, ter ere van België's 50-jarige onafhankelijkheid, aan architect Gédéon Bordiau de opdracht gaf voor het ontwerp van een monumentaal park met een triomboog en zuilengalerijen. De triomboog moest het knooppunt worden dat de Wetstraat en de geplande laan naar Tervuren (actueel de Tervurenlaan) verbond. Leopold II wilde van Brussel niet enkel een mooie en prestigieuze maar ook leefbare stad maken, één die kon wedijveren met de andere grote Europese steden. Hij zag het Jubelpark dan ook als de ideale locatie voor handelsbeurzen en tentoonstellingen, waaronder de Nationale en Wereldtentoonstellingen. Met het oog op de Wereldtentoonstelling van 1888 werd er aan de achterzijde van de triomboog (toen nog in opbouw) een grote hal uit staal en glas gebouwd, een mooi visitekaartje voor de toen florerende Belgische staal- en glasnijverheid. Het dakgebinte had een overspanning van maar liefst 48 meter, voor die tijd een uitzonderlijke lengte. Later zou de hal in twee symmetrische delen worden verdeeld waardoor een uitgestrekt plein (de Esplanade) ontstond dat een onbelemmerd uitzicht gaf van de triomboog richting Tervuren. 

Het finaliseren van de triomboog vroeg veel tijd en middelen, en werd pas in 1905 na de dood van Bordiau afgewerkt door de Franse architect Charles Girault. Hij voorzag de arcade van niet één maar drie majestueuze bogen, die samen 30m breed en 45m hoog zijn. Opvallend weetje: zijn ontwerp werd initieel geweigerd door de monumentencommissie wegens... te klein! Het monument bestaat uit drie gelijke bogen met boven de middelste boog een bronzen beeld. Aanvankelijk wilde men op het beeld een allegorie maken ter ere van de kunst en industrie, maar men koos uiteindelijk voor een patriotischer thema: het monumentale beeld stelt Brabant op een strijdwagen voor, voortgetrokken door vier paarden en met de nationale driekleur in de hand. Het vierspan werd gerealiseerd door de “Bau Ornamente Fabrik” uit Karlsruhe, en  de hoogstaande kwaliteit en afmetingen van het werk - de paarden alleen al zijn zes meter hoog - waren zeer naar de zin van de Koning. Aan de voet van de triomfboog vindt men aan weerszijden acht beelden die de overige Belgische provincies uitbeelden. De beelden zijn van de hand van Thomas Vinçotte, Jef Lambeaux, Charles Van der Stappen, Albert Desenfans en Guillaume De Groot, vooraanstaande kunstenaars van die tijd. Ter gelegenheid van het 75-jarige bestaan van België werd de triomfboog in 1905 feestelijk ingehuldigd door Koning Leopold II. In 1910 werden nog twee muren gebouwd die de grote hallen verbinden met de zuilengalerij, waardoor de monumentale structuur van de esplanade nog beter tot haar recht kwam.

Aan het begin van vorige eeuw was het Jubelpark een gedroomde locatie voor handelsbeurzen, wedstrijden en vanaf 1902 werd er dan ook jaarlijks een Fiets- en Autosalon georganiseerd. Het park bood zodoende veel volksvermaak, maar mettertijd moesten kortlopende evenementen plaatsruimen voor permanente tentoonstellingen. Bovendien lieten de steeds dichter bevolkte omliggende wijken steeds minder ruimte voor de organisatie van internationale tentoonstellingen of grote handelsbeurzen. Tegenwoordig biedt het Jubelpark onderdak aan het Legermuseum, het Museum voor Kunst en Geschiedenis, het Luchtvaartmuseum en Autoworld.

Autosalons

Vanaf 1902 werd in het Jubelpark een jaarlijks Auto- mobiel- en Rijwielsalon georganiseerd. Een initiatief van de “Syndicale Kamer van de Automobiel- en Rij- wielconstructeurs”, voorloper van het huidige FEBIAC. Dat gebeurde in de hal waar nu het Luchtvaartmuseum is ondergebracht. Maar dat was niet het enige “autosalon” in Brussel. Er was concurrentie van de Union Auto Veloce, die al in 1892 een eerste fietssalon had georganiseerd in de hoofdstad. Dat evolueerde al snel naar een “Salon du Cycle et de l’Automobile” waarvan de eerste editie in1897 plaats vond.

Het Wereldpaleis

De hal waar nu Autoworld in is ondergebracht, kreeg in de loop der jaren diverse bestemmingen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij gebruikt als garage door het Duitse leger. Vanaf 1920 werd het Mundaneum erin ondergebracht. Het Mundaneum gaat terug tot het einde van de 19e eeuw, met als  stichters twee Belgische juristen, Paul Otlet (1868-1944), geestelijke vader van de documentatie, en Henri La Fontaine (1854-1943), winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede. Zij hadden de ambitie om alle kennis van de wereld te verzamelen en te ordenen volgens de Universele Decimale Classificatie (UDC) die zij zelf op punt gesteld hadden. Een soort van internet 'avant la lettre'.

Na de Tweede Wereldoorlog kreeg de hal de meest uiteenlopende bestemmingen: Economaat van het Ministerie van Economische Zaken, opslagplaats voor sportmateriaal van BLOSO tot zelfs entrepot voor duiven bij wedstrijden. Het gebouw kwam steeds meer in verval, tot het in 1984 werd opgeknapt om er de Mahy Collectie in onder te brengen.