Vorig jaar kende de tentoonstelling over motorenfabrikant Gillet een groot en ook wel verassend succes. België heeft in zijn geschiedenis wel meer mooie motorenmerken gehad, waaronder ook Sarolea. 

Aan de hand van een 75-tal motorfietsen wordt de hele geschiedenis van het merk uit de doeken gedaan. 
Als kers op de taart vindt op 11 september een internationale bijeenkomst plaats van Sarolea motoren voor het museum op de Esplanade van het Jubelpark, gekoppeld aan een demo van nieuwe elektrische proefmotoren. 
Last but not least zal als onderdeel van deze tentoonstelling ook een nieuw boek over het merk verschijnen.

De motoren zullen te bezichtigen zijn op het gelijkvloers van het museum.

Een beetje geschiedenis...

Saroléa was gevestigd in Herstal (Luik) en kreeg al snel wereldwijd een solide reputatie omwille van zijn constructie-eigenschappen, de superieure techniek en een uitgesproken commerciële eerlijkheid.

Het bedrijf startte als een kleine wapensmederij die overstapte op de bouw van Saroléa fietsen. In 1901 verschijnen de eerste motorfietsen, letterlijk, want het waren fietsen uitgerust met een kleine ééncilinder viertaktmotor die vooraan op het kader was gemonteerd. De verkoop van motorfietsen start pas echt in 1902 wanneer Sarolea op de markt komt met zijn 240cc 1¾ HP model. Deze heeft ook een kenmerkend kader dat de vorm van het motorcarter volgt. 

De vooruitgang die op technisch gebied wordt geboekt is duizelingwekkend, en de firma uit Herstal geniet een uitstekende reputatie voor de kwaliteit van zijn producten. 

De balans van de jaren 20 is zeer positief. Saroléa heeft wereldwijd een goede reputatie met steeds meer verdelers in Europa en daarbuiten. De winstcijfers zijn goed, in 1928 worden 1200 exemplaren van de 500 cc “zijklepper” en 1050 stuks van de 500 cc “kopklepper” verkocht. 

Werkelijk alle productiefazen gebeuren onder hetzelfde dak, en dat is een grote troef voor Sarolea. 

Het is onder die gunstige omstandigheden dat de modellen voor 1930 worden gelanceerd, maar dan breekt een economische crisis los die een einde stelt aan vele ambities.

De daaropvolgende jaren zijn moeilijk, Saroléa legt de nadruk op goedkopere modellen en staart voor het eerst met de productie van tweetaktmotoren (150 en 175 cc), in de hoop op die manier de klantenbasis te kunnen verbreden. 

Als gevolg van de talrijke sportieve successen, besluit de directie om machines te bouwen die exclusief zijn bestemd voor snelheidswedstrijden en internationale competities. 
Pas op het eind van de jaren ’30 stopt Sarolea met de raceontwikkelingen, om zich te gaan toeleggen op de dringende behoeften van het Belgische leger.

Vanaf januari 1946 wordt de productie in Herstal hervat. 
Eerst zijn dat de modellen van voor de oorlog, maar die worden snel verbeterd met de montage van een telescopische voorvork en vanaf 1948 een achtervering. 
De pogingen om de motorcrosswedstrijden van voor de oorlog te hervatten worden nu geofficialiseerd. In 1949 is de fabriek er als de kippen bij om een ‘cross’ model voor te stellen, gebruikmakend van de competitemotor uit 1935, verticaal gemonteerd in een verkort kader, telescopische vork, carter en cilinder in magnesium, cilinderkop in aluminium

De productiecijfers stagneren, de nieuwe modellen (125 cc tweetakt ‘Oiseau Bleu’ en 500cc tweecilinder viertakt ‘Atlantic’) maken de verwachtingen niet waar. De bestellingen van het leger van 350cc en 400cc zijkleppers kunnen het tij niet keren.

Motorfietsen zijn niet langer in de mode. In 1954 worden alle sportieve activiteiten van de fabriek gestopt. De verkoop van de klein 50cc’s, van de ‘Rumi’ 125cc scooter, de speciale vering op de 200cc tweetakt en de 600cc ‘Atlantic’ kunnen niet verhinderen dat de gebouwen in de Rue Saint Lambert in 1962 worden verkocht, nadat Sarolea werd overgenomen door concurrent Gillet…